banner


Line
Languages:                                
English / engels    
Dutch / nederlands

Line

Kikkers, padden en salamanders (Amphibia)

De amfibieën vormen de overgang tussen waterdieren en landdieren. Kikkers bijvoorbeeld leggen hun eieren in grote klompen (we noemen dat het kikkerdril) in het water. Uit het ei komt een larve die alleen in het water kan leven: het heeft een lange zweepstaart om te zwemmen en kieuwen om mee te ademen. Maar in een paar weken tijd verandert de larve helemaal: de staart verdwijnt langzamerhand en in plaats daarvan komen pootjes, de kieuwen maken plaats voor longen en het dier is een echt landdier geworden. De larven noemen we dikkopjes en die van kikkers ook wel kikkervisjes.

Uit de eitjes komt iets ronds met een zweepstaartje, oogjes aan de bovenkant, mondje aan de onderkant: een dikkopje of kikkervisje, het begin van een amfibie.

De volwassen amfibieën vinden we dan ook vooral op het land, al wordt soms in het water overwinterd. De huid blijft echter een probleem. Die is niet erg aan het landleven aangepast en droogt heel snel uit. Als dat gebeurt, gaat het dier absoluut dood. Daarom zijn amfibieën nooit een echt dominante levensvorm geworden, zoals bijvoorbeeld de zoogdieren en reptielen dat wel geworden zijn. De naaste op het land verwanten van de amfibieën, de reptielen, hebben een volledig aan het landleven aangepaste huid en zij hoeven hun eieren ook niet meer in het water af te zetten. De amfibieën in Europa vallen in drie grote groepen uiteen. Allereerst de salamanders, die hun hele leven vrij sterk aan het water gebonden blijven en ook hun staart als volwassen dier behouden. Dan zijn er kikkers. Die zijn iets minder aan het water gebonden, al vind je ze meestal wel dicht bij water in de buurt. Alle kikkers hebben krachtige achterpoten waarmee ze grote sprongen kunnen maken. Ten slotte zijn er de padden, die uiterlijk veel op kikkers lijken. Ze kunnen echter lang niet zo goed springen en zijn in het algemeen veel langzamer dan kikkers. Hun huid is echter erg goed tegen uitdrogen beschermd; je vindt ze dan ook vaak heel ver van het water verwijderd, tot diep in bossen toe. De eitjes echter moeten nog steeds in het water worden afgezet. Padden trekken dan van heinde en verre naar allerlei watertjes toe (vaak daar waar ze zelf geboren zijn) en dat nu is de zogenaamde paddentrek.

Inhoud: 1.1 Kikkers, 1.2 Padden, 1.3 Salamanders.

1.1 Kikkers (Ranidae)

Zolang je maar niet te veel beweegt, kun je de groene kikker (Rana esculenta) zeer dicht benaderen.

Redelijk zichtbaar is de bruine kikker. Deze overwintert elk jaar in onze vijver, maar gaat al vrij vroeg in het voorjaar weer op pad. Hij is wat minder aan water gebonden dan de groene kikker en je komt hem dan ook vaak in de hele tuin tegen. De soort is soms bruin, zoals op de linkerfoto, maar soms licht en bruingroen, zoals op de rechterfoto. In dat geval kun je hem gemakkelijk verwarren met de groene kikker. Toch is er een heel duidelijk kenmerk: aan de zijkant van de kop, vanaf het oog tot aan de schouder heeft de bruine kikker een grote, altijd donkerbruine vlek. Die heeft de groene kikker niet, of, als hij er wel eentje heeft, is die veel kleiner en lang niet zo donker.

De bruine kikker (Rana temporaria) met altijd een donkerbruine wangpartij.

In de Lage Landen zijn nog steeds heel veel bruine kikkers. Toch zijn het er wat minder dan vroeger. Hoofdoorzaak voor de achteruitgang is waarschijnlijk de verdroging. Aan de andere kant profiteren kikkers enorm van de populariteit van de vijver in de tuin. Wel moet je een vrij diepe en niet al te kleine vijver hebben. De bruine kikker wordt actief als hij denkt dat de winter voorbij is. Soms zie je ze al eind februari. De groene kikker wordt pas in mei actief. Ook maakt de bruine kikker lang niet zo'n herrie als de groene kikker en duurt de paartijd veel korter.

De bruine kikker is al actief zodra de winter over lijkt, soms al eind februari!

De meest zichtbare kikkersoort in onze tuin is de groene kikker. Hij overwintert in grote aantallen (meer dan 15 stuks) in de vijver en blijft daar ook heel lang dicht in de buurt. De soort is sowieso wat meer aan water gebonden dan de bruine kikker. De vrouwtjes van de groene kikker doen hun naam meestal alle eer aan: helgroen zonder veel tekening. De mannetjes daarentegen kunnen soms zo donkergroen zijn, dat je ze zou verwarren met de bruine kikker als je niet naar de wang zou kijken. Het mannetje van de groene kikker heeft vooral in het voorjaar en de voorzomer opgezwollen strepen en veel grotere wratten op de rug. Vooral de achterbenen worden bruin, soms met een erg mooie goudglans erover. Rechtsonder valt dat goed te zien. Overigens bestaat de groene kikker niet echt en zijn er drie zeer verwante soorten: de grootste heet meerkikker (Rana ridibunda). Hij komt vooral voor in en bij grote waterpartijen. De kleinste heet poelkikker (Rana lessonae) en is tevreden met de kleinste beetjes water. De derde soort werd lange tijd de middelste kikker genoemd, maar tegenwoordig meestal bastaardkikker (Rana esculenta). De poelkikker kan wel met een bastaardkikker paren, maar niet met een meerkikker. De meerkikker kan wel met een bastaardkikker paren, maar niet met een poelkikker. En bastaardkikkers kunnen ook onderling paren. Zo'n groepje nauw verwante soorten noemt men een soortcomplex. Door het vele onderlinge gepaar, kunnen dieren ontstaan die heel erg moeilijk zijn te determineren. In tuinvijvers zul je meestal de poelkikker aantreffen en soms de bastaardkikker.

Links* een vrouwtje, rechts een bijzonder fraai mannetje van de groene kikker (Rana esculenta).

Kikkers zijn behoorlijk vraatzuchtig en halen soms de gekste capriolen uit om hun prooi te vangen, zoals plotselinge hoge sprongen, of 'sluipen' door het water. Ze hebben een lange, kleverige tong waarmee ze vooral vliegende insecten uit de lucht plukken. Ze eten vrijwel alle vliegende insecten, zelfs libellen worden gewaardeerd. Kikkers zelf staan bij heel wat dieren op het menu. In de Benelux worden ze vooral gegeten door een paar heel grote vogels: reigers en ooievaars zijn heel erg gek op kikkers. Ook sommige roofvogels, zoals de bruine kiekendief, eten kikkers. Ook landroofdieren zoals de bunzing en slangen, zoals de adder, eten graag een groen hapje. Kikkers laten zich zeer snel verstoren door plotselinge bewegingen. Als je een vijver of sloot waarin kikkers zitten nadert, dan zullen ze allemaal met veel geplons onder water verdwijnen. Maar als je daarna bijna niet beweegt, zullen ze al spoedig hun vorige plaats weer innemen. Daarom beweegt een reiger zo tergend langzaam: zijn prooi heeft hem dan niet in de gaten.

Klik op het speelknopje om de kikkers te horen kwaken.

1.2 Padden (Bufonidae)

Padden lijken uiterlijk erg veel op kikkers. Meestal echter zijn ze wat lomper gebouwd. Hun achterpoten zijn lang niet zo sterk als die van kikkers en echt springen kunnen ze niet. Hun huid is altijd ruw, vaak bezet met grote wratten, en veel droger dan die van kikkers. Padden zijn bovendien vaak nachtdieren, waar kikkers vooral overdag actief zijn. De huid van de padden houdt vocht veel beter vast dan de huid van kikkers. Ze kunnen dan ook veel beter droge omstandigheden verdragen en leven vaak kilometers van het dichstbijzijnde water af. Zelfs op droge heidevelden kom je padden tegen. Sommige padden hebben klieren waarmee ze een stinkend vocht produceren om zich tegen vijanden te verdedigen. Tot dusver hebben we in onze tuin maar één soort aangetroffen: de gewone pad.

Een gewone, maar zelden geziene gast in veel tuinen: de gewone pad (Bufo bufo)

De meeste mensen zijn niet zo gecharmeerd van de 8 tot 13 centimeter grote pad. Het mannetje is trouwens tot wel 5 centimeter kleiner dan het vrouwtje. De paartijd is meestal in maart. De eitjes worden vaak in lange snoeren afgezet (bij de kikkers meestal in klompjes) en de larfjes blijven heel erg klein en gaan al in juni of juli aan land. Jonge padjes blijven vaak in het eerste jaar bij elkaar. Het duurt wel vier jaar voor de dieren volwassen zijn.

Links een nog jonge pad en rechts de kop van een volwassen vrouwtje.

Padden worden over het algemeen zo'n 10 tot 15 jaar oud. Hij kan dan wel niet springen, maar hij graaft en zwemt erg goed. De winterslaap begint relatief vroeg: eind september/begin oktober en eindigt ook al vroeg: eind februari of maart. Er wordt altijd aan land overwinterd, vaak in een zelf gegraven gat onder een boomstronk of tussen boomwortels. Padden leven van insecten en slakken.

Het volwassen vrouwtje oogt veel logger dan een kikker.

1.3 Salamanders (Salamandridae)

Als je alleen naar de kop kijkt, zie je weinig verschil tussen salamanders en kikkers. Toch is er één zeer groot verschil: salamanders behouden hun staart, terwijl kikkers die als volwassen dier kwijt zijn. In de Benelux gaat het bepaald niet erg goed met de salamanders. Veel soorten hebben het heel erg moeilijk. Alleen de kleine watersalamander doet het goed. Hij tolereert enige watervervuiling en heeft ook geen grote waterplassen nodig om te overleven. Een beetje tuinvijver is al prima in orde en daarvan zijn er genoeg. Maar ook bosvijvers, sloten, vaarten en beekjes zijn interessant en ook mag het water best een beetje brak zijn.

De kleine watersalamander (Triturus vulgaris) is een behoorlijk onopvallend baasje.

De kleine watersalamander doet zijn naam geen eer aan: zomer, najaar en de winter worden op het land doorgebracht. Het mannetje en het vrouwtje zijn dan bijna gelijk: donkerbuin of donkerolijfgroenig van boven en opzij met een lichtere, gevlekte buik. Het wijfje blijft na de winterslaap er zo sombertjes uitzien. Bij het mannetje wordt de buikzijde oranjerood met scherp afgetekende vlekken en wordt ook de staart lichter, ook al met opvallende vlekken. De dieren zoeken nu het water op om te paren. Tijdens die korte periode verliezen ze veel van hun gebruikelijke schuwheid en zijn vaak opvallend vlak onder de waterspiegel aanwezig. De tijd die in het water wordt doorgebracht is uitzonderlijk, omdat de dieren dan vaak overdag actief zijn. Als in juni het water verlaten wordt en de dieren als landdier verdergaan, gedragen ze zich bijna altijd als nachtdier. Alleen na een hevige regenbui willen ze wel eens overdag actief zijn. Ook in onze vijver zijn ze in het voorjaar geregeld te zien. En ook schep je bij het schoonmaken van de vijver er wel eens per ongeluk eentje op.

Lissotriton vulgaris

De kleine watersalamander verliest tijdens het voorjaar veel van zijn natuurlijke schuwheid.

De paartijd begint in maart en duurt vaak tot in mei. In tegenstelling tot kikkers zet de kleine watersalamander elk eitje apart af op een waterplant en dus niet in klompjes of snoeren. De larven komen al vrij snel uit en blijven heel erg klein: langer dan 3 centimeter worden ze niet. Na 2 tot 3 weken verschijnen de voorpootjes en ongeveer twee weken later komen de achterpootjes te voorschijn. Aan de voorpootjes zitten vier vingertjes en aan de achterpootjes vijf teentjes. De larven leven vooral van watervlooien en muggenlarven. Eenmaal volwassen wordt het mannetje zo'n 7 tot 8 centimeter lang en het vrouwtje zo'n 8 tot 9 centimeter. In gevangenschap wordt de kleine watersalamander wel zo'n 19 jaar oud! Het is een heel gewone soort, zowel in België als in Nederland en is ook in de ons omringende landen praktisch overal te vinden. Overigens is de wetenschappelijke naam recentelijk veranderd en heet het beestje nu: Lissotriton vulgaris.

Lissotriton vulgaris

De kop van de kleine watersalamander verschilt niet zoveel van die van kikkers en padden.

Geluid © CLM & Vogelbescherming Nederland, hier gebruikt met toestemming.



Line
        © Copyright 1998-2024 gardensafari.net (Hania Berdys)